Van boecxskens en wat dies meer sy
Van vechtkonst ende ridderlyckheit
Herberg "Het Gelag van Isidorus"
Voor informatie info@vgsj.nl
Veel plaatjes kunt u uitvergroten door er op te klikken
In de dagelijkse praktijk hadden kinderen volgens hem wel degelijke speciale kleertjes aan. Zuigelingen werden ingebakerd, luierkinderen werden in losse hemdjes en wijde manteltjes gestoken, vervolgens droegen jongens (en meisjes) tot het derde jaar rokjes om daarna pas hun eerste 'Bruch' (=onderbroek), hose, wams en bovenkleed te krijgen.
Vader-
In de middeleeuwen ging men ervan uit dat om de zeven jaar een nieuwe levensfase begint. Infantia (van de geboorte tot het wisselen van de tanden), dentium planture (tot het zevende levensjaar), pueritia (de jongeling), adolescentia (tot je veertiende), iuventus (mannenjaren) en het senium (grijsaard).
De kindertijd gold tot aan het zevende jaar, want daarna kon het kind zich pas begrijpelijk uitdrukken. Tot zeven jaar kon een kind niet strafrechtelijk vervolgd worden, tot zijn veertiende kon hij niet de doodstraf krijgen, terwijl stokslagen en lijfstraffen weer wel mochten. Meestal moest de vader met geld voor de criminele daden van zijn onmondige kind boeten. Na zijn veertiende was het kind zelf verantwoordelijk en gold het als meerderjarig.
Terwijl de moeder voor de opvoeding verantwoordelijk was, had alleen de vader de ouderlijke macht over zijn kinderen en de beschikking over hun vermogen. De vader had ook het recht lijfstraffen te geven, zijn kind te laten meehelpen bij de arbeid of het in geval van nood te verkopen, maar natuurlijk niet aan een hoerenkast.
Overleed vader, dan werd de meest naaste, mannelijke verwant in vaderlijke lijn tot voogd benoemd. De zoon had echter wel het recht zijn voogd bij wanbeleid aan te klagen, waardoor deze nooit meer als voogd in aanmerking kwam en zijn eer voor altijd beschadigd was.
Zwangerschap
Zwangere vrouwen hadden in de middeleeuwen nogal wat privileges. Ze mochten bijvoorbeeld niet dusdanig geslagen worden dat ze hun kind verloren, folteringen waren tijdens de zwangerschap verboden en ook de doodstraf werd pas ten uitvoer gebracht zes weken na de geboorte.
Bedelaars moesten hun zweren voor zwangeren bedekken om te voorkomen dat de aanblik tot een miskraam zou kunnen leiden.
Kraamvrouwen werden vrijgesteld van arbeid en om de zuigeling te kunnen baden kregen ze van het stadsbestuur brandhout toebedeeld: duur beukenhout voor een zoon en goedkoper dennenhout voor een dochter.